Ghequière probably composed a Requiem to a text by Guido Gezelle, 1891:
Requiem ...
Milde en machtig mededoogen,
keert uwe onbermhertige oogen
toch niet af
van mijn' nietheid, die, benepen,
voelt de dood haar henenslepen
naar het graf!
't Is bestemd en 't staat geschreven:
sterven eens moet alle leven;
't wil en 't zal
dat daar duurt of schijnt te duren,
twintig jaar of twintig uren,
sterven al!
Groote God, die leeft onendig,
steunt mij, als ik sterve, ellendig;
en Uw woord,
dat mij heeft der dood gegeven,
helpe mij om her te leven
eeuwig voort!
Nu is 't duister al en droevig,
lastig, leedzaam, ongedoevig,
waar ik ga;
waar ik zoeke of waar ik dale,
uitgeweerd gij, heldere strale
van 't hierna!
Gij die nu zijt, waart voordezen,
eeuwig zijn zult; God, verrezen
uit het graf,
kampt met mij den kamp, o felle
kamper, dwers door dood en helle,
nijdig af!
Vrijdt mijn arme ziele, o vrome
vechter; dat zij te Uwaard kome,
zonder scha;
dat ze, in Uwen schoot geborgen,
na dees bittere wereldzorgen,
rusten ga!
Rusten ga en 't licht aanschouwen,
rusten ga en vrede bouwen
in dat land,
dat geene ooge ooit zien en mochte,
daar geene oore ooit aan en rochte,
geen verstand!
Guido Gezelle
9-11-1891
Source: | https://www.dbnl.org/tekst/geze002fbau01_01/geze002fbau01_01_0795.php |